Goudgele gloed
Genre:
fantasie en avontuur
De hoge vlammen van het kampvuur verlichtten het duistere
bos. Het geknetter van het hout verbrak de magische stilte. Cihangir zat met
gekruiste benen op de grond en verwarmde zijn nobele handen. Af en toe wreef hij
erin om te voelen of ze nog heel waren. Hij had ze nodig, harder dan ooit, want
morgen was het zover. Morgen was de symbolische ceremonie, waarbij het wapen
van zijn overleden vader eindelijk aan hem zou worden overhandigd: de boog van
Çuva. Hij was trots dat hij zover was gekomen, totdat een vleugje wind de takken
van de bomen liet ritselen. Het wakkerde zijn onzekerheid aan. Gespannen tuurde
hij door het duister en luisterde aandachtig naar de ijzige wind. Hij voelde
een vreemde aanwezigheid in de diepte van het bos. Het leek alsof iets hem in
de gaten hield en een zacht gefluister zijn naam noemde. Plotseling zag hij verderop in
de struiken twee felle ogen die hem begluurden. Ze waren onmenselijk
groot en hadden een honinggele gloed. Onmiddellijk stond Cihangir op. Terwijl
zijn intense adem verdampte in de lucht, wreef hij in zijn ogen.
'Hebben de
zenuwen je al gegrepen?' vroeg Khidir Yusuf, zijn meester die nog bij het
kampvuur zat. Een paar van zijn soldaten waren na de reactie van Cihangir
opgestaan en sommigen hadden zelfs hun zwaarden tevoorschijn gehaald.
'Ik... ik dacht dat
ik iets zag bewegen...'
Opnieuw keek Cihangir in de richting van de struiken,
maar de ogen waren verdwenen. Yusuf streelde over zijn half grijze baard. Hij
fronste met zijn dikke wenkbrauwen en de rimpels op zijn voorhoofd verschenen
als zandgolven in de woestijn.
'Je hebt nachtenlang
niet geslapen m'n jongen, geen wonder dat je het ziet bewegen'
Cihangir beet in zijn lippen. Had hij het zich verbeeld? Begon
hij dan gek te worden? Rustig ging hij weer zitten. Yusuf schoof naar hem toe
en porde met zijn ellenboog in Cihangirs zij. Hij wees naar de dikke dennenstam
voorbij het vuur. Murat, één van Yusufs leerlingen, leunde ertegenaan en zat
ineengedoken te dutten. Stevig hield hij zijn zwaard vast. Toen zijn hoofd naar
beneden zakte, schrok hij wakker en dansten zijn wilde krullen in de lucht. Hij
gaapte wijd, smakte even en viel meteen weer in slaap. Cihangir dacht dat Yusuf
iets belangrijks te vertellen had en keek hem aandachtig aan.
'Misschien moet
je hem vragen of je een stukje van zijn laksheid mag lenen' zei Yusuf toen, die
een beetje maf klonk. De soldaten grinnikten mee en ook bij Cihangir verscheen
een kleine glimlach. Hij had geluk dat een ervaren Cavalerist als Yusuf zijn Meester
was en dat hij samen met zijn soldaten Cihangir vergezelde naar Mearic. Zonder
hem, had hij deze reis nooit kunnen maken. Veilig dat hij zich voelde, sloot
hij kalmpjes de ogen en haalde diep adem. Het zou goedkomen. Morgen zou hij te
paard de stad inrijden. Zijn volk zou hem juichend verwelkomen. Ze zouden
gedroogd lavendel over hem heen strooien en de trommels gingen voor hem
dreunen.
Plotseling voelde hij een scherpe wind langs zijn oor zoeven.
Toen hij verschrikt zijn ogen opende, zag hij iedereen stomverbaasd naar Murat
kijken. Die zat klaarwakker en staarde hen stijfjes aan. Net boven zijn hoofd,
aan de stam waar hij tegenaan leunde, schommelde een zilveren pijl.
'Bescherm je
prins!' brulde Yusuf die meteen opstond en vanaf dat moment ging alles veel te
snel. Cihangir sprong overeind, maar wist niet wat hij moest doen. Moest hij
naar een wapen zoeken? Beduusd keek hij toe, hoe één van de soldaten een pijl
door zijn borst kreeg en met een pijnlijke kreet in elkaar zakte. Een ander,
die voor Cihangir sprong, ving er één in zijn schouder. Ook hij schreeuwde het uit,
maar bleef dapper overeind om als levend schild te dienen. De paarden die ze
aan de bomen hadden vastgebonden, hinnikten wild. Hij zag dat Murat ze
probeerde los te maken. Tientallen pijlen scheerden als lichtflitsen langs hen
heen.
'Stop ze!' Brulde
Yusuf. De overgebleven soldaten stormden het bos in om de boogschutters op te
sporen.
Yusuf greep Cihangir bij zijn arm en trok hem naar de
paarden.
'Het is tijd, je
moet vertrekken. Alleen!' zei hij in paniek, maar Cihangir trok een vastbesloten gezicht.
'Ik ga nergens
heen zonder jou'
'Luister eens
jongeman, ze hebben het op je gemunt en ik kan je niet in mijn eentje
beschermen, begrijp je me?'
Cihangir schudde zijn hoofd en wierp een korte, norse
blik toe. Op dezelfde moment hoorden ze de takken van de grond kraken.
Verschrikt keken ze om. Langzaam verscheen er vanuit de schaduw van de bomen, een
zwarte gedaante. Het gezicht zat verscholen achter een donker masker en hij
droeg in beide handen een kromme dolk, die felgroen schitterde. Het was een
giftige Sluipmoordenaar die normaal gesproken geruisloos hoorde te zijn, maar deze
wilde absoluut opgemerkt worden.
'Meester, laten
we gaan' zei Cihangir zachtjes, terwijl zijn ogen de Sluipmoordenaar volgde.
Maar Yusuf had zijn mantel al losgemaakt en trok zijn
speer. Zigzaggend passeerde de Sluipmoordenaar tussen de gewonde soldaten die hem
probeerden tegen te houden. Hij bewoog zo snel dat het leek alsof zijn ziel
achter het lichaam aanholde. De soldaat die voor Cihangir stond, sloeg met zijn
zwaard, maar de Sluipmoordenaar sprong razendsnel opzij en stak met één van
zijn dolken in de pols van de soldaat. Voordat hij losliet, hakte hij met zijn
andere dolk de hand eraf. De tragische gil die volgde, echode in Cihangirs
oren. Nu was het zijn beurt. Hij had geen wapen om zichzelf te verdedigen en voelde
de angst in zijn buik prikken. Hopeloos verborg hij zijn hoofd onder zijn armen
en... KLENG! Toen hij opkeek, zag hij Yusuf voor zich. De Sluipmoordenaar hield
beide dolken, waar het bloed nog van afdroop in de lucht. Yusuf hield hem tegen
met zijn speer. Met volle kracht duwde hij hem omver en draaiend met zijn speer
joeg hij hem weg. Op dat moment zakte de Sluipmoordenaar ineen, hield zijn
dolken ondersteboven en sloeg ze hard in de grond. Cihangir voelde de aarde
onder zijn voeten flink beven. Er verscheen een cirkel van groene mist op de
plek waar de Sluipmoordenaar stond, die mysterieus langs de benen ruiste. Zo'n
aanval had Cihangir nooit eerder gezien. Hielden Sluipmoordenaars zich bezig
met zwarte magie? Verbijsterd keek hij naar Yusuf die twee stappen achteruit
nam. Even leek het alsof hij zijn evenwicht verloor, maar toen zwaaide hij opnieuw
met zijn speer over zijn hoofd en hield de Sluipmoordenaar uit Cihangirs buurt.
'Jongen!' Hijgde
hij.
'Luister naar me! JE MOET HIER WEG!'
Maar Cihangir kon zijn Meester niet in de steek laten.
Hij moest iets doen. Zoekend naar een voorwerp keek hij om zich heen. Daar, op
de grond! Snel dook hij over de kreunende soldaat die zijn hand verloor en
griste het zwaard dat naast hem lag. Het was te laat. Yusuf kreeg een diepe snee
in zijn buik en zakte op zijn knieën.
'NEE!' riep Cihangir
en wilde naar hem toe rennen, maar voelde een snerpende pijn in zijn enkel.
Versuft rolde hij over de grond. Net voor hij wist wat er gebeurde, kreeg hij
een harde knal tegen zijn kin. Duizelend viel hij achterover.
'Wat ben je toch een waardeloze prins, net
zo'n angsthaas als je vader' hoorde hij een zware stem zeggen. Cihangir
herkende die stem uit duizenden en keek op, maar kon vanwege het masker niet
goed onderscheiden wie het precies was. Bruut drukte de Sluipmoordenaar zijn
voet op Cihangirs borst.
'Laat de prins
met rust, achterbaks mormel!' riep ineens een schorre stem en Cihangir hoorde
een vage plof. Murat wist op de rug van de Sluipmoordenaar te springen en hield
een zwaard tegen zijn keel. Lang duurde het niet. De Sluipmoordenaar greep
Murat bij de armen en liet hem een salto maken. Hij klapte hard tegen een rots
bij het kampvuur en viel bewusteloos. Cihangir maakte een vuist.
'Laat je gezicht
zien!'
Toen werd hij onverwachts van zijn kraag gegrepen en
omhooggetild. Cihangir keek recht in de olijfzwarte ogen van de Sluipmoordenaar,
die hem vol afschuw bezichtigde. Terwijl hij met de ene hand Cihangir
vasthield, deed hij met zijn andere hand zijn masker af. Cihangirs vermoeden
was bevestigd. Het was niemand anders dan Boran, zijn oom, die een smerige
grijns trok.
'Vieze verrader...'
siste Cihangir en Boran liet hem los. Als een volle zak plofte hij neer op de
grond.
'Henubu! Maak het
af!' hoorde hij Boran roepen.
'Je zal hiervoor
boeten!' riep Cihangir vol woede, terwijl hij twee harige poten op hem af zag komen.
Het was een katachtige wezen die zich overeind hield door op een kronkelige
staf te steunen. Zijn verwaarloosde staart sleurde over de grond en bij elke
beweging die hij maakte, ratelden de ijzeren kettingen die hij om zijn poten
droeg.
Het wezen knielde in zijn buurt en Cihangir keek in twee
grote ogen met goudgele gloed. Terwijl het wezen zijn puntige oren laag hield,
maakte het spinnende geluiden.
'Cihangir'
fluisterde het toen, waardoor Cihangir hem verstomd bleef aanstaren.
'Bevrijd me als
je je lichaam terugvindt'
Het sloeg met beide handen zijn staf in de aarde. Het
kampvuur doofde uit en een gele flits vloog naar de donkere hemel. Honderden
stralen die eruit schoten, kletterden over Cihangirs lichaam. Hij voelde zijn ingewanden
draaien en een buitengewone kriebel in zijn keel, alsof hij zijn ziel moest
uithoesten. Moedig verzette hij zich ertegen en met al zijn kracht probeerde
hij op te staan, maar het was te machtig en kon niet overeind komen. Zijn
gruwelijke kreet, bleef door het bos weerkaatsen, totdat hij met een laatste
zucht uitgeput neerviel. Zijn stem werd, net als de lichtflits opgeslorpt door
de duisternis. Hij voelde alleen nog een warme tinteling door zijn lichaam,
maar kon zich niet verroeren. Hopeloos sloot hij zijn ogen en luisterde naar de akelige stilte. Het was tenminste voorbij... Langzaam viel hij in een diepe
slaap.
Toen hij bijkwam, voelde hij hoe de eerste zonnestralen
van de dag zijn gezicht streelden. De vogels kwetterden vrolijk. Hij lag nog steeds
op zijn rug en het viel hem op dat de takken van de bomen ver in de hemel uitstaken.
Met een zweverig gevoel in het hoofd, stond hij op en keek om zich heen. Pas
wanneer hij verlaten wapens in een plas van bloed zag drijven, flitsten de
gebeurtenissen van de vorige nacht voor zijn ogen. Waarom was alles ineens zo
groot? En waar was Meester Yusuf? Bezorgd zocht hij naar een lichaam, maar
iedereen was verdwenen. Alleen bij het uitgedoofde kampvuur lag iets te dutten,
dat op een wollig bruin schaap leek. Was dat Murats haar? Meteen holde Cihangir
erheen om hem wakker te schudden. Ook Murat was veel groter dan eerst. Cihangir stak zijn hand uit om hem aan te raken, maar deinsde geschrokken achteruit. Wat
was er met zijn nobele handen gebeurd? Ze waren kleiner, hariger en hadden ineens
lange vingers waarvan de nagels scherp glansden in het zonlicht. Toen hij
achteromkeek, zag hij een pluizige staart uit zijn achterste steken die hij
zelfs kon laten bewegen. Onzeker keek hij in het plas bloed en zag een dierlijke gedaante weerspiegelen. Vol walging slaakte hij een kreet die klonk als een op hol
geslagen muis. Murat, die blijkbaar smakkend wilde omdraaien om verder te dutten,
schrok ervan wakker. Slaapdronken ging hij rechtop zitten. Toen hij Cihangir opmerkte,
gilde hij net zo hard.